Featured

Een echo van eenzaamheid

Herma beschrijft de eenzaamheid die ze ervaart, wanneer ze, in bed gelegen, voor een echo - de zoveelste - door het ziekenhuis gereden wordt en op enig moment zelfs door het personeel vergeten wordt.

Ik lig in een gang geparkeerd, vlak naast de onderzoekskamer waar ik zojuist een uitgebreide echo van mijn lever heb gehad. Ze zijn bang dat mijn lever het niet meer houdt. Er staat zo'n enorme spanning op dat de artsen bang zijn dat hij scheurt. Een levensbedreigende situatie, zeker gezien mijn ontregelde bloedstolling. Ze zien witte vlekken op de echo, dat duidt op inwendige bloedingen. Maar het kunnen ook tumoren zijn, aldus de meekijkende arts. Klinkt niet bepaald opwekkend. De pijn is zo heftig dat het uitstijgt boven dit soort verontrustende berichten. Ik krimp ineen en laat me als een zielig hoopje de onderzoekskamer uitrijden. ‘Sterkte', hoor ik nog en dan zijn ze weg, op zoek naar de volgende patiënt. Terwijl ik wacht totdat ik wordt opgehaald, nemen wat mensen plaats in de wachtruimte. 

Ze kijken naar me, onmiskenbaar nieuwsgierig. Ik wend mijn gezicht af en voel de tranen over mijn wangen glijden. Tumoren? Een dreigende leverruptuur? Het zijn woorden waarvan ik de reikwijdte amper besef. Het is ernstig, verstandelijk weet ik dat. Maar de pijn neemt het over van mijn ratio en belemmert me rustig nadenken. Een tumor of een leverscheuring? Maakt het uit, kan er ook nog wel bij, als die pijn maar ophoudt. Ik kan niet stilliggen van de drukkende pijn op mijn borst en draai me kreunend om. Niet op mijn rechterzij, de kant van mijn lever, maar afwisselend op mijn linkerzij en rug. Ik zet me af tegen het voeteneind van mijn bed, een stalen stang, alsof ik de pijn weg wil duwen, mijn bed uit. Was het maar zo simpel. Kon je je maar zo simpel van je vijand ontdoen.


Ik voel mijn gezicht gloeien, ik hoor gekreun. Ben ik dat? Ik zie mensen verstoord opkijken. Ja, ik ben het en ik verstoor hun rust. De laatste keer dat ik in een spiegel keek (drie, vier dagen geleden?) zag ik afwisselend donkergeel en lijkbleek. Ook een gevolg van mijn ontregelde lever. Hoe zie ik er nu uit? Afschrikwekkend genoeg om afstand te houden? Hoe lang lig ik hier al te wachten op de verpleegkundigen? Komen ze nog wel? Opeens ben ik bang dat ze me vergeten zijn. Ik moet iets doen. Half huilend en ineengedoken van de pijn roep ik naar een mevrouw met een Story in haar hand. Ze reageert niet. Ik roep nog eens. Ze kijkt op, geschrokken van het feit dat ik haar aanspreek. Ze is bang voor me, maar ik heb haar nodig. ‘Wilt u voor mij naar de balie gaan en vragen of ze mij van de afdeling zwangeren komen halen?', smeek ik haar. Ze doet wat ik haar vraag, pakt de Story en leest weer verder. Twee verpleegkundigen arriveren. De echoscopiste had verzuimd ze te bellen, krijg ik als verklaring. Ik ben allang blij dat ik zelf nog in staat was hulptroepen te mobiliseren. 

Het rijden door de gangen, hoe voorzichtig ook, is erg pijnlijk. Ieder hobbeltje en oneffenheid voel ik. Wanneer we bij de liften zijn, is het bezoekuur net begonnen. De lift staat vol met mensen, maar die moeten er allemaal uit zodat ik erin kan. Voorschrift vanuit het ziekenhuis, staat met koeienletters in de lift aangekondigd. Desalniettemin klinkt een algemeen gemor vanuit de lift en zelfs een weigering van een aantal mensen. ‘Al die patiënten ook in zo'n ziekenhuis', hoor ik iemand mopperen. Die dwaze opmerking, gemaakt door iemand die met een bosje bloemen op weg is naar net zo'n patiënt als ik, doet mij, ondanks alle ellende, inwendig glimlachen. Waarschijnlijk uit zelfbehoud transformeer ik deze gebeurtenis in de lift onmiddellijk tot een mooi verhaal voor eenieder die het maar horen wil. Pas veel later sta ik mezelf toe de eenzaamheid en het verdriet van die middag te voelen. De nonchalance van een echoscopiste die niet belt, de vrouw die amper opkijkt uit haar Story en de onverschillige bezoekers in de lift; in die weken in het ziekenhuis ben ik immer bereid mijn ogen ervoor te sluiten en me daarentegen te concentreren op de hulpvaardige, zorgzame mensen in mijn omgeving. De kundige gynaecoloog met z'n bezorgde blik, de verpleegkundigen. Daar moet ik het van hebben, daar kan ik op door. Die andere reacties moet ik zo snel mogelijk naast me neer leggen, maar vergeten, dat lukt me niet.


Het rijden door de gangen, hoe voorzichtig ook, is erg pijnlijk. Ieder hobbeltje en oneffenheid voel ik. Wanneer we bij de liften zijn, is het bezoekuur net begonnen. De lift staat vol met mensen, maar die moeten er allemaal uit zodat ik erin kan. Voorschrift vanuit het ziekenhuis, staat met koeienletters in de lift aangekondigd.

Naar boven